ECLI:NL:CRVB:2016:3771
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen de weigering om hem toe te laten tot de opvang in de Vluchthaven. Het college had deze aanvraag afgewezen, waarbij het bezwaar van betrokkene ongegrond werd verklaard.
De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, waardoor betrokkene recht kreeg op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college hebben hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken en heeft vastgesteld dat de opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang wegneemt. De Raad oordeelde dat vreemdelingen zoals betrokkene zich bij de VBL kunnen melden, en dat het niet toelaten tot deze opvang kan worden aangevochten bij de vreemdelingenrechter.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van het college gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de rol van de VBL in de opvang van vreemdelingen en de juridische mogelijkheden die zij hebben om tegen een weigering van opvang op te komen.