ECLI:NL:CRVB:2016:3754
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en de rol van de Vrijheidsbeperkende Locatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door een vreemdeling. De Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene, op basis van de Vreemdelingenwet 2000, geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen. De betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de weigering tot opvang in de Vluchthaven in Amsterdam, welke door het college was aangemerkt als een aanvraag onder de Wmo. Het college had deze aanvraag afgewezen, en de rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing gegrond verklaard, wat leidde tot een herroeping van het besluit en toekenning van recht op maatschappelijke opvang.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat vreemdelingen gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, en dat deze opvang in het algemeen als voldoende wordt beschouwd. De Raad concludeert dat de afwijzing van de aanvraag voor Wmo-opvang terecht was, omdat de betrokkene zich had moeten melden bij de VBL en daar niet was toegelaten. De Raad benadrukt dat tegen het niet toelaten tot de VBL beroep mogelijk is bij de vreemdelingenrechter, en dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uiteindelijk oordeelt over de rechtmatigheid van een dergelijke weigering.
De Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.