Uitspraak
20 maart 2014, 13/3217 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
A.G. Boelen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante, die tot 29 augustus 2008 als agrarisch medewerkster werkte, had zich op 11 december 2008 ziek gemeld na een operatie en psychische en fysieke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar een WW-uitkering toe, maar stelde later vast dat zij met ingang van 9 december 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht had op een WIA-uitkering. Na een nieuwe ziekmelding in 2012, kreeg appellante een ZW-uitkering, maar het Uwv beëindigde deze per 15 augustus 2013, omdat zij geschikt werd geacht voor een functie als wikkelaar.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen. In hoger beroep betoogde appellante dat haar fysieke en psychische klachten waren verergerd en dat de verzekeringsarts hier onvoldoende rekening mee had gehouden. De Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld en dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die haar standpunt konden onderbouwen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.