ECLI:NL:CRVB:2012:BY6460
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellant, die zich ziek meldde op 14 december 2009, een Ziektewet-uitkering ontvangen. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 23 augustus 2010, werd appellant geschikt geacht voor arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 30 augustus 2010. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde zijn bezwaren ongegrond. De rechtbank Almelo heeft de aangevallen uitspraak op 25 mei 2011 eveneens ongegrond verklaard, waarbij de bevindingen van de verzekeringsartsen als leidend werden beschouwd.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische beperkingen en dat de functies die in het kader van de WIA-beoordeling zijn genoemd, niet geschikt voor hem zijn. Hij heeft ook gewezen op zijn WSW-indicatie, die volgens hem niet voldoende in de beoordeling is meegenomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen medische beperkingen waren die appellant belemmerden in zijn arbeid. De Raad bevestigt dat het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts de beëindiging van de uitkering kunnen dragen.
De Raad concludeert dat de stelling van appellant over zijn WSW-indicatie niet de waarde heeft die hij eraan toekent, en dat er geen objectieve medische gegevens zijn die zijn standpunt onderbouwen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.