ECLI:NL:CRVB:2016:3659

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
15/4736 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar LFNP-functie en de verbindendheid van de Transponeringstabel

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie voor appellant, die werkzaam is als Onderzoeker. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant betwistte de beslissing van de korpschef van politie, die hem had toegewezen naar de LFNP-functie van Gespecialiseerd Medewerker B, en stelde dat hij in aanmerking had moeten komen voor de functie van Operationeel Specialist A. De Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat onhoudbaar is. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn, is niet voldoende om de beslissing van de korpschef te weerleggen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de werkzaamheden van appellant een ondersteunend karakter hebben en geen directe bijdrage leveren aan operationele politietaken. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

15/4736 AW
Datum uitspraak: 29 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 26 mei 2015, 14/2489 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. V. de Kruijf-Stellaard een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 15/4335 AW en 15/7520 AW, plaatsgevonden op 18 augustus 2016. Voor appellant is verschenen mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. de Kruijf-Stellaard en
R.M.M. Paulssen.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Onderzoeker, gewaardeerd in salarisschaal 8.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Gespecialiseerd Medewerker B, met als vakgebied Gespecialiseerde ondersteuning en werkterrein Veiligheid & Integriteit, gewaardeerd in salarisschaal 8. Bij besluit van 12 juni 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Appellant heeft, samengevat en voor zover hier van belang, betoogd dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling), is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten, nu de korpschef niet het meest vergelijkbare domein en vakgebied en de meest vergelijkbare functie heeft gekozen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij als Onderzoeker op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 werkzaamheden verricht voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en dat zijn werkzaamheden in zoverre een directe bijdrage leveren aan operationele politietaken en rechtstreeks in verband staan met de handhaving van de nationale veiligheid. Volgens appellant is hij ten onrechte niet gematcht in de LFNP-functie van Operationeel Specialist A.
4.1.2.
Volgens de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776), voor zover hier van belang, gelden voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning de volgende definities:
“Het domein Uitvoering draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Beveiliging, G(ebieds) G(ebonden) P(olitie), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
Het domein Ondersteuning draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Bedrijfsvoering Specialismen, Gespecialiseerde Ondersteuning, Administratie en Secretariaat, Scheepvaart, Techniek, H(uisvesting) S(ervices) en M(iddelen), Onderzoek & Kennisontwikkeling en Docenten. Het domein Ondersteuning levert een bijdrage aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.”
4.1.3.
Ter zitting is namens de korpschef desgevraagd verklaard dat hetgeen in de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013, op pagina 53, onder het kopje “Integriteit & Veiligheid (BVI) en soortgelijke benamingen” is vermeld over korpsfunctiebeschrijvingen die zijn gericht op interne onderzoeken en/of disciplinaire onderzoeken, geen betrekking heeft op (veiligheids)onderzoekers, zoals appellant. De Raad zal de beroepsgronden van appellant beoordelen in het licht van de definities voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning zoals weergegeven onder 4.1.2.
4.1.4.
De functie van Onderzoeker is blijkens de korpsfunctiebeschrijving gericht op het verrichten van veiligheids- en antecedentenonderzoeken en het geven van advies en voorlichting op dat terrein. De korpschef heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat deze werkzaamheden een ondersteunend karakter hebben en dat daarmee geen directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching. Dat appellant zijn werkzaamheden op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 verricht voor de AIVD maakt dit niet anders. De Raad is met de korpschef van oordeel dat de werkzaamheden van appellant veeleer bijdragen aan het instandhouden van een betrouwbaar en integer politieapparaat, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching.
4.1.5.
Appellant heeft nog gewezen op een onlangs gepubliceerde vacature voor de functie van ‘veiligheidsonderzoeker VIK’. Volgens appellant komt de beschrijving van zijn (korps)functie nagenoeg overeen met de - uit de vacature blijkende - beschrijving van de functie van ‘veiligheidsonderzoeker VIK’. In de vacaturetekst is echter vermeld dat de
LFNP-benaming van de functie van ‘veiligheidsonderzoeker VIK’ Operationeel Specialist A is. Volgens appellant strookt dit niet met de bestreden besluitvorming. Dit betoog treft geen doel. In het midden kan blijven of de bij deze vacature vermelde LFNP-benaming berust op een vergissing, zoals namens de korpschef is betoogd. De vacaturestelling voor functies in de nieuwe politieorganisatie heeft hoe dan ook geen betrekking op de overgang naar een functie uit het LFNP; zij houdt verband met de inrichting van de nieuwe politieorganisatie. Zoals de Raad eerder heeft overwogen dient de positie van een betrokkene in de op handen zijnde reorganisatie geen rol te spelen bij de beoordeling of hij aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten (vergelijk de uitspraken van 19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4161, en 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710).
4.1.6.
Appellant heeft zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Volgens hem is zijn collega B, die voorheen werkzaam was in de functie van Veiligheids- en B & G-Onderzoeker bij de voormalige politieregio Noord- en Oost-Gelderland, wel gematcht in het domein Uitvoering, in de LFNP-functie van Senior Tactische Opsporing. Dit beroep slaagt niet. De korpschef heeft zich ter zitting van de Raad gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het hier om een foutieve beslissing gaat, nu de korpsfunctiebeschrijving van B geen aanknopingspunten biedt voor de stelling dat met de functie van Veiligheids- en B & G-Onderzoeker een directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken. Naar het oordeel van de Raad heeft de korpschef aannemelijk gemaakt dat de ten aanzien van B genomen beslissing op een fout van de korpschef berust. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 29 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3770) strekt het gelijkheidsbeginsel niet zover dat het bestuursorgaan gehouden is om in het verleden gemaakte fouten te herhalen.
4.1.7.
Appellant voert aan dat in het bestreden besluit niet is ingegaan op de aanbeveling van de hoorcommissie om te bezien of de door appellant uitgevoerde werkzaamheden passen binnen het domein Uitvoering en of - met name - de functie van Operationeel Specialist A van toepassing is. Hij betoogt dat in zoverre een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit kleeft. Dit betoog slaagt niet. Uit het bepaalde in artikel 8 van de Regeling, dat de hoorambtenaren een aanbeveling doen ten aanzien van de te nemen beslissing op bezwaar, volgt geen verplichting voor de korpschef om in het bestreden besluit gemotiveerd in te gaan op de aanbeveling. In het bestreden besluit is ingegaan op de gronden van het bezwaar en is uiteengezet dat de gronden van het bezwaar geen aanleiding geven een ander besluit te nemen. De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft, nu daarin niet - gemotiveerd - is ingegaan op de aanbeveling.
4.1.8.
De conclusie is dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst, zijnde de door appellant gewenste functie van Operationeel Specialist A, ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.2.1.
Appellant heeft betoogd dat de korpschef het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de bijlage bij de Regeling, de transponeringstabel, op te vatten als een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep openstaat, en dit als dragende overweging voor de ongegrondverklaring van het bezwaar te hanteren. Nu hij hiertegen terecht is opgekomen en heeft moeten procederen om een deugdelijke motivering te verkrijgen, maakt hij aanspraak op vergoeding van proceskosten, aldus appellant.
4.2.2.
De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, heeft de Raad reeds beantwoord in zijn uitspraken van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4804, en
3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:752. De overwegingen in deze uitspraken, waarbij de Raad blijft, zijn ook in dit geval van toepassing, zodat het betoog reeds hierom faalt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding. In het verlengde hiervan bestaat evenmin aanleiding om, zoals is verzocht, te bepalen dat de korpschef het betaalde griffierecht vergoedt.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2016.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) S.W. Munneke

HD