ECLI:NL:CRVB:2016:3614

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
16/661 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar LFNP-functie in het bestuursrecht met betrekking tot de politie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, werkzaam als hoofdmedewerker basispolitiezorg, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef van politie om hem over te plaatsen naar een LFNP-functie. De Raad oordeelt dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching van zijn functie niet overeenkomstig de Regeling is geschied. De Raad wijst erop dat de enkele stelling van de appellant dat een andere uitkomst, namelijk indeling in een gezagvoerdersfunctie, ook verdedigbaar zou zijn, niet voldoende is om de beslissing van de korpschef te weerleggen. De Raad bevestigt dat de keuze voor het domein Uitvoering, waarin de appellant is ingedeeld, goed gemotiveerd is en dat er geen aanleiding is voor een dubbele match. De Raad verwerpt ook het betoog van de appellant dat de korpschef ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de bijlage bij de Regeling als een algemeen verbindend voorschrift op te vatten. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

16/661 AW
Datum uitspraak: 29 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2015, 14/6295 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. V. de Kruijf-Stellaard een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. De Kruijf-Stellaard en R.M.M. Paulssen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
Appellant was werkzaam als hoofdmedewerker basispolitiezorg, salarisschaal 8, bij de Dienst [Dienst] .
1.3.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Hoofdmedewerker Basispolitiezorg, salarisschaal 8, met als specifieke werkzaamheden: ‘kapitein’.
1.4.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Senior Generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP), met als vakgebied GGP en werkterrein Nautisch (ggp), gewaardeerd in salarisschaal 8. Bij besluit van 31 juli 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Appellant heeft aangevoerd dat hij structureel - voor (ongeveer) 50% van zijn werktijd - werkzaam is als gezagvoerder van een zeevarend schip. Als gezagvoerder houdt appellant zich niet bezig met uitvoerende, maar met ondersteunende taken. Nu appellant in hoofdzaak is belast met werkzaamheden als gezagvoerder en deze werkzaamheden het hoofdbestanddeel van zijn functie vormen, acht appellant de keuze voor het domein Uitvoering als het meest vergelijkbare, onbegrijpelijk. Appellant stelt zich op het standpunt dat de bestreden matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling), is geschied, althans dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Appellant heeft er in dit verband nog op gewezen dat de scheepvaart volgens de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776) wordt gerekend tot het domein Ondersteuning.
4.1.2.
Volgens de beleidsregel Instructie organieke matching, voor zover hier van belang, gelden voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning de volgende definities:
“Het domein Uitvoering draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Beveiliging, G(ebieds) G(ebonden) P(olitie), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
Het domein Ondersteuning draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Bedrijfsvoering Specialismen, Gespecialiseerde Ondersteuning, Administratie en Secretariaat, Scheepvaart, Techniek, H(uisvesting) S(ervices) en M(iddelen), Onderzoek & Kennisontwikkeling en Docenten. Het domein Ondersteuning levert een bijdrage aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.”
4.1.3.
De functie van Hoofdmedewerker Basispolitiezorg, met als specifieke werkzaamheden: ‘kapitein’, heeft blijkens de korpsfunctiebeschrijving, gelezen in samenhang met de bijbehorende Takenmatrix leidinggevende functies, de Takenmatrix wijkpolitie-Zeehavenpolitie en de Takenmatrix Opsporing, een overwegend operationeel karakter. De stelling van appellant dat zijn werkzaamheden als gezagvoerder ongeveer de helft van zijn werktijd beslaan, vindt geen steun in de korpsfunctiebeschrijving. Voor zover de feitelijke situatie zou afwijken van de beschrijving van de korpsfunctie, geldt dat de formele functiebeschrijving leidend is bij de matching. Gelet op de korpsfunctiebeschrijving, de toelichting in de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding) alsmede de motivering in het functievergelijkingsformulier, acht de Raad de keuze voor het domein Uitvoering afdoende gemotiveerd. Het onder 4.1.1 weergegeven betoog slaagt dus niet. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins een onhoudbaar resultaat kent. De enkele stelling dat een andere uitkomst, zijnde de door appellant gewenste indeling in een gezagvoerdersfunctie in het domein Ondersteuning en vakgebied Scheepvaart, ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. De Raad verwijst in dit verband mede naar zijn uitspraak van 3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:745.
4.2.
De Raad verwerpt eveneens het betoog van appellant dat in zijn geval aanleiding bestaat voor een zogeheten dubbele match, waarbij twee LFNP-functies worden vastgesteld als zijnde de meest vergelijkbare. Blijkens de meergenoemde Handleiding (pagina 13), voor zover hier van belang, is een dubbele match aangewezen in de als uitzonderlijk te beschouwen situatie waarin sprake is van een korpsfunctiebeschrijving met twee hoofdbestanddelen die qua omvang elk precies de helft van de functie omvatten. Aan deze voorwaarde is in het geval van appellant niet voldaan.
4.3.1.
Appellant heeft betoogd dat de korpschef het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de bijlage bij de Regeling, de transponeringstabel, op te vatten als een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep openstaat, en dit als dragende overweging voor de ongegrondverklaring van het bezwaar te hanteren. Nu hij hiertegen terecht is opgekomen en heeft moeten procederen om een deugdelijke motivering te verkrijgen, maakt hij aanspraak op vergoeding van proceskosten, aldus appellant.
4.3.2.
De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, heeft de Raad reeds beantwoord in zijn uitspraken van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4804, en
3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:752. De overwegingen in deze uitspraken, waarbij de Raad blijft, zijn ook in dit geval van toepassing, zodat het betoog reeds hierom faalt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding. In het verlengde hiervan bestaat evenmin aanleiding om, zoals is verzocht, te bepalen dat de korpschef het betaalde griffierecht vergoedt.
4.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2016.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) S.W. Munneke

HD