ECLI:NL:CRVB:2016:3613

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
15/7520 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van en overgang naar LFNP-functie en de beoordeling van matching in het ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie voor appellant, die werkzaam is als Bewerker/Onderzoeker. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant heeft betoogd dat de matching naar de LFNP-functie niet correct is uitgevoerd en dat hij ten onrechte niet is gematcht in de functie van Operationeel Specialist A. De Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. De enkele stelling dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn, is onvoldoende om de beslissing van de korpschef te weerleggen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de werkzaamheden van appellant een ondersteunend karakter hebben en geen directe bijdrage leveren aan operationele politietaken. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De beslissing is genomen in het openbaar en de uitspraak is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

15/7520 AW
Datum uitspraak: 29 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
25 september 2015, 14/3711 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. V. de Kruijf-Stellaard een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 15/4335 AW en 15/4736 AW, plaatsgevonden op 18 augustus 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door
mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. De Kruijf-Stellaard en R.M.M. Paulssen.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Bewerker/Onderzoeker, salarisschaal 8.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Gespecialiseerd Medewerker B, met als vakgebied Gespecialiseerde ondersteuning en werkterrein Veiligheid & Integriteit, gewaardeerd in salarisschaal 8. Bij besluit van 14 mei 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Appellant heeft, samengevat en voor zover hier van belang, betoogd dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij als Bewerker/Onderzoeker op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 werkzaamheden verricht voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en dat zijn werkzaamheden in zoverre een directe bijdrage leveren aan operationele politietaken en rechtstreeks in verband staan met de handhaving van de nationale veiligheid. Volgens appellant is hij ten onrechte niet gematcht in de LFNP-functie van Operationeel Specialist A.
4.1.2.
Volgens de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776), voor zover hier van belang, gelden voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning de volgende definities:
“Het domein Uitvoering draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Beveiliging, G(ebieds) G(ebonden) P(olitie), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
Het domein Ondersteuning draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Bedrijfsvoering Specialismen, Gespecialiseerde Ondersteuning, Administratie en Secretariaat, Scheepvaart, Techniek, H(uisvesting) S(ervices) en M(iddelen), Onderzoek & Kennisontwikkeling en Docenten. Het domein Ondersteuning levert een bijdrage aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.”
4.1.3.
Ter zitting is namens de korpschef desgevraagd verklaard dat hetgeen in de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013, op pagina 53, onder het kopje “Integriteit & Veiligheid (BVI) en soortgelijke benamingen” is vermeld over korpsfunctiebeschrijvingen die zijn gericht op interne onderzoeken en/of disciplinaire onderzoeken, geen betrekking heeft op (veiligheids)onderzoekers, zoals appellant. De Raad zal de beroepsgronden van appellant beoordelen in het licht van de definities voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning zoals weergegeven onder 4.1.2.
4.1.4.
De functie van Bewerker/Onderzoeker is blijkens de korpsfunctiebeschrijving gericht op het uitvoeren van P-veiligheidsonderzoeken en het bijdragen aan beleidsontwikkeling en beleidsadvisering op dat terrein. De korpschef heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat deze werkzaamheden een ondersteunend karakter hebben en dat daarmee geen directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching. Dat appellant zijn werkzaamheden op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 verricht voor de AIVD maakt dit niet anders. De Raad is met de korpschef van oordeel dat de werkzaamheden van appellant veeleer bijdragen aan het instandhouden van een betrouwbaar en integer politieapparaat, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching.
4.1.5.
Appellant heeft gewezen op een onlangs gepubliceerde vacature voor de functie van ‘veiligheidsonderzoeker VIK (tijdelijk)’. Volgens appellant komt de beschrijving van zijn (korps)functie nagenoeg overeen met de - uit de vacature blijkende - beschrijving van de functie van ‘veiligheidsonderzoeker VIK (tijdelijk)’. In de vacaturetekst is echter vermeld dat de LFNP-benaming van de functie van ‘veiligheidsonderzoeker VIK (tijdelijk)’ Operationeel Specialist A is. Volgens appellant strookt dit niet met de bestreden besluitvorming. Dit betoog treft geen doel. In het midden kan blijven of de bij deze vacature vermelde LFNP-benaming berust op een vergissing, zoals namens de korpschef is betoogd. De vacaturestelling voor (tijdelijke) functies in de nieuwe politieorganisatie heeft hoe dan ook geen betrekking op de overgang naar een functie uit het LFNP; zij houdt verband met de inrichting van de nieuwe politieorganisatie. Zoals de Raad eerder heeft overwogen dient de positie van een betrokkene in de op handen zijnde reorganisatie geen rol te spelen bij de beoordeling of hij aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten (vergelijk de uitspraken van 19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4161, en 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710).
4.1.6.
Appellant heeft zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Volgens hem is zijn collega B, die voorheen werkzaam was in de functie van Veiligheids- en B & G-Onderzoeker bij de voormalige politieregio Noord- en Oost-Gelderland, wel gematcht in het domein Uitvoering, in de LFNP-functie van Senior Tactische Opsporing. Dit beroep slaagt niet. De korpschef heeft zich ter zitting van de Raad gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het hier om een foutieve beslissing gaat, nu de korpsfunctiebeschrijving van B geen aanknopingspunten biedt voor de stelling dat met de functie van Veiligheids- en B & G-Onderzoeker een directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken. Naar het oordeel van de Raad heeft de korpschef aannemelijk gemaakt dat de ten aanzien van B genomen beslissing op een fout van de korpschef berust. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 29 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3770) strekt het gelijkheidsbeginsel niet zover dat het bestuursorgaan gehouden is om in het verleden gemaakte fouten te herhalen.
4.1.7.
De conclusie is dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst, zijnde de door appellant gewenste functie van Operationeel Specialist A, ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.2.1.
Appellant heeft betoogd dat de korpschef het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de bijlage bij de Regeling, de transponeringstabel, op te vatten als een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep openstaat, en dit als dragende overweging voor de ongegrondverklaring van het bezwaar te hanteren. Nu hij hiertegen terecht is opgekomen en heeft moeten procederen om een deugdelijke motivering te verkrijgen, maakt hij aanspraak op vergoeding van proceskosten, aldus appellant.
4.2.2.
De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, heeft de Raad reeds beantwoord in zijn uitspraken van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4804, en
3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:752. De overwegingen in deze uitspraken, waarbij de Raad blijft, zijn ook in dit geval van toepassing, zodat het betoog reeds hierom faalt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding. In het verlengde hiervan bestaat evenmin aanleiding om, zoals is verzocht, te bepalen dat de korpschef het betaalde griffierecht vergoedt.
5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2016.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) S.W. Munneke

HD