ECLI:NL:CRVB:2016:3593
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en verzekeringsstatus van appellant na ontslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar deze was door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) geweigerd. De weigering was gebaseerd op het feit dat appellant op het moment van zijn arbeidsongeschiktheid geen uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving en daarom niet verzekerd was voor de WIA. Appellant had eerder een vaststellingsovereenkomst gesloten met zijn werkgever, waarin was afgesproken dat hij met eervol ontslag zou gaan en een uitkering zou ontvangen die niet op de WW was gebaseerd. De Raad oordeelde dat de maandelijkse uitkering van appellant niet gelijkgesteld kon worden aan een WW-uitkering, waardoor hij niet als werknemer kon worden beschouwd volgens de relevante wetgeving. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het bestreden besluit in stand bleef. De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder iemand als werknemer wordt aangemerkt voor de WIA en de Ziektewet.