ECLI:NL:CRVB:2016:3537

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
15/47063 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functiewaardering en matching binnen de politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin het beroep tegen een besluit van de korpschef van politie ongegrond werd verklaard. Appellant, werkzaam bij de voormalige politieregio [regio A], was in geschil over de toekenning van de LFNP-functie Teamchef C in salarisschaal 12. Appellant stelde dat de korpschef ten onrechte de transponeringstabel (TPT) als algemeen verbindend voorschrift had aangemerkt en dat de matching niet correct was uitgevoerd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de keuze voor de functie Teamchef C niet onhoudbaar is, gezien de beperkte toetsing door de bestuursrechter en de formele functiebeschrijving die als uitgangspunt dient voor de matching. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

15/4706 AW
Datum uitspraak: 22 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 juni 2015, 14/2461 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. V. de Kruijf-Stellaard en mr. N.E. Bensoussan.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
Appellant was werkzaam bij de voormalige politieregio [regio A] . De uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van [Functie A] ( [Functie A] ), salarisschaal 13. Hiertegen heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Teamchef C in het domein Leiding, gewaardeerd in salarisschaal 12. Bij besluit van 20 augustus 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Appellant heeft betoogd dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat nu daarin voornamelijk is verwezen naar de transponeringstabel (TPT), welke ten onrechte is aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift. Dit betoog slaagt niet. Verwezen wordt bijvoorbeeld naar de uitspraak van 25 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3171.
4.1.2.
Appellant heeft voorts betoogd dat zorgvuldige toepassing van de Regeling overgang naar een LFNP-functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) had moeten leiden tot toekenning van de LFNP-functie van [Functie B] , een in schaal 14 gewaardeerde functie. Volgens appellant komt deze functie inhoudelijk het meest overeen met zijn korpsfunctiebeschrijving, in samenhang bezien met de werkzaamheden die hem in de praktijk zijn opgedragen. Voor zover appellant hiermee aanvoert dat hij ook belast was met taken die niet in zijn functiebeschrijving voorkwamen, overweegt de Raad dat het uitgangspunt bij de matching de formele functiebeschrijving is. Van een matching op basis van feitelijke werkzaamheden en verantwoordelijkheden is nooit sprake geweest, hetgeen conform het bepaalde in artikel 3 van de Regeling in verbinding met artikel 5, tweede en derde lid, van de Regeling is. De stelling van appellant in dit verband, dat de korpschef nader onderzoek had moeten verrichten en bij de matching rekening had moeten houden met andere documenten zoals beoordelingen en verslagen van functioneringsgesprekken, treft evenmin doel. Dergelijke documenten zien in feite op de uitgangspositie. In artikel 3, vierde lid, van de Regeling en in de Beleidsregel instructie organieke matching is voorgeschreven welke stukken bij de matching worden meegewogen. De door appellant genoemde documenten worden hierin niet genoemd.
4.1.3.
De werkgroep matching heeft in de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013
(Deel III, onderdeel B, paragraaf 2f) uiteengezet waarom de korpsfuncties van leidinggevenden in salarisschaal 13, waarvan de salarisschaal niet voorkomt in het domein Leiding, dienen te worden gematcht met de naast lagere LFNP-functie Teamchef C, schaal 12 of de naast hogere LFNP-functie [Functie B] , schaal 14. Indien uit de korpsfunctiebeschrijving blijkt dat leiding wordt gegeven op het niveau van een sector (bijvoorbeeld een dienst, divisie of district), is de meest vergelijkbare LFNP-functie de functie van [Functie B] , omdat in zo’n geval sprake is van het geven van leiding aan een collectief van medewerkers, waarvan het karakter van de werkzaamheden van leidinggevende, uitvoerende en beleidsondersteunende aard is. Uit de LFNP-functie [Functie B] blijkt immers, aldus de werkgroep, dat deze de verbindende schakel vormt tussen directie en teams en tussen beleid en uitvoering en vice versa. In alle andere gevallen, bijvoorbeeld bij leidinggeven aan een unit, wijkteam, sectie of afdeling, is de naastlagere LFNP-functie Teamchef C het meest vergelijkbaar. De korpschef heeft zich, onder verwijzing naar de korpsfunctiebeschrijving en de TPT, op het standpunt gesteld dat appellant geen leiding gaf op het niveau van een sector. Bij het verweerschrift zijn daartoe nog een organogram en organisatiebeschrijving van het voormalig korps [regio A] overgelegd, die tevens aan de werkgroep matching zijn geleverd. In deze documenten is vermeld dat wegens de organisatieverandering “Focus 2010”, waarbij een tussenlaag van districten is weggehaald, een structuur van twee lagen is ontstaan: de directie en de teams, waardoor het management en de basis dichter bij elkaar komen. Onder de chef van het toenmalig korps stond aldus een directeur aan het hoofd van de divisie Besturing en Ondersteuning. Daaronder viel de [Functie A] - een samengevoegd team met op onderdelen eigen teamchefs - als één van de teams. Hieruit volgt dat appellant weliswaar leiding gaf aan teamchefs binnen de grote afdeling [Functie A] , maar dat het in de eerste plaats de directeur was die leiding gaf op het niveau van een sector en de verbindende schakel was tussen de toenmalige korpschef en de teams en tussen beleid en uitvoering en vice versa. In het licht van de beperkte toets als bestuursrechter ter zake, kan de keuze voor de functie Teamchef C in schaal 12 daarom niet als onhoudbaar worden aangemerkt. Daaraan doet niet af dat in de korpsfunctiebeschrijving ten aanzien van de waardering aansluiting is gezocht bij de referentiefunctie van [Functie B] Bijzondere Taken in schaal 13, overigens naast de referentiefunctie van Tactisch leidinggevende in schaal 12. Een referentiefunctie is immers niet op één lijn te stellen met de eigen functie.
4.1.4.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins een onhoudbaar resultaat kent.
4.2.
Ter zitting heeft appellant zijn beroepsgrond ten aanzien van de hardheidsclausule laten vallen, zodat deze geen bespreking meer behoeft.
4.3.
Appellant heeft tot slot betoogd dat de korpschef het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de TPT op te vatten als een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep openstaat, dat hij terecht tegen deze dragende overweging in de besluitvorming is opgekomen en hij heeft moeten procederen om tot een deugdelijke motivering te komen. Daarom maakt hij aanspraak op vergoeding van proceskosten. Dit betoog slaagt niet. Verwezen wordt naar de uitspraak van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4803.
4.4.
Uit 4.1.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding. Evenmin bestaat aanleiding om, zoals is verzocht, de korpschef te veroordelen tot vergoeding van griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2016.
(getekend) B.J. van de Griend
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD