ECLI:NL:CRVB:2016:3171

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2016
Publicatiedatum
25 augustus 2016
Zaaknummer
15/5980 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de toekenning van een LFNP-functie aan een ambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van de korpschef ongegrond werd verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.J. Dammingh, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef om haar te plaatsen in de LFNP-functie van Administratief Secretarieel Medewerker, schaal 6. De korpschef heeft in zijn verweerschrift en nadere stukken zijn standpunt toegelicht, terwijl appellante niet op de zitting aanwezig was. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 14 juli 2016 behandeld.

De Raad overweegt dat het aan appellante is om aannemelijk te maken dat de matching in haar geval niet conform de Regeling en de transponeringstabel (TPT) is geschied. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de TPT geen algemeen verbindend voorschrift is, maar dat er wel zwaarwegende betekenis aan moet worden gehecht. Appellante heeft betoogd dat haar takenpakket verder strekt dan administratieve ondersteuning en dat de matching niet correct is uitgevoerd. De Raad concludeert echter dat de korpschef in redelijkheid heeft kunnen besluiten om appellante in de functie van Administratief Secretarieel Medewerker te plaatsen, en dat de argumenten van appellante niet voldoende zijn om de beslissing van de korpschef te weerleggen.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in proceskosten of griffierecht. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 25 augustus 2016.

Uitspraak

15/5980 AW
Datum uitspraak: 25 augustus 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
27 juli 2015, 14/4251 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2016. Appellante is, met bericht, niet verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot en R.M.M. Paulssen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellante voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie van [functie A] Team [naam team]. Tegen dit besluit heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Administratief Secretarieel Medewerker, schaal 6. Bij besluit van 4 juni 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, kort samengevat, het volgende overwogen. Anders dan de korpschef heeft gesteld, is de transponeringstabel (TPT), behorende bij de Regeling overgang naar een LFNP-functie, Stcrt 2013, nr. 13141 (Regeling), geen algemeen verbindend voorschrift. Het bestreden besluit is daarom ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank heeft het motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gepasseerd. Dit neemt niet weg dat aan deze tabel, mede op grond van de waarborgen waarmee de totstandkoming ervan is omgeven, zwaarwegende betekenis moet worden gehecht. De korpschef mag in beginsel volstaan met een verwijzing naar de TPT. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied. Verder heeft de korpschef naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen weigeren om ten aanzien van appellante de hardheidsclausule, als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling toe te passen. Ten slotte slaagt het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel niet.
3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Zoals de Raad in de onder 1.1 aangehaalde uitspraken van 1 juni 2015 tot uitdrukking heeft gebracht, kan de TPT, anders dan de korpschef en de rechtbank tot uitgangspunt hebben genomen, niet worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift. Dit neemt echter niet weg dat aan deze tabel, mede op grond van de waarborgen waarmee de totstandkoming ervan is omgeven, een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht. De korpschef mag dan ook bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan uitgaan dat de toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt. Het enkele feit dat de korpschef de TPT heeft aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift, maakt nog niet dat het bestreden besluit een voldoende motivering ontbeert. De korpschef mag immers in beginsel volstaan met een verwijzing naar de TPT. Beoordeeld moet dan ook worden of het bestreden besluit anderszins een onvoldoende motivering bevat. Daarbij wordt opgemerkt dat, zoals eveneens in de hiervoor genoemde uitspraken van 1 juni 2015 tot uitdrukking is gebracht, het aan appellante is om aannemelijk te maken dat de matching in haar geval niet conform de Regeling en de TPT is geschied, dan wel dat het resultaat van de matching onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst van de matching ook verdedigbaar zou zijn geweest, is hiervoor niet voldoende. Voorts kan appellante zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die zij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
4.2.1.
Appellante stelt zich op het standpunt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins onhoudbaar is te achten. De matching had moeten leiden tot een indeling in het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning in de functie van Gespecialiseerd Medewerker A. Volgens appellante blijkt uit haar korpsfunctiebeschrijving dat haar takenpakket verder strekt dan enkel het verlenen van administratieve ondersteuning. Haar takenpakket omvat in overwegende mate gespecialiseerde werkzaamheden die toezien op het toepassen van vastgestelde beleidsproducten. Daarom is sprake van een duidelijke mismatch. Bovendien handelt de korpschef niet consequent door de korpsfunctie van appellante in het kader van het LFNP het meest vergelijkbaar met Administratie en Secretariaat te achten, terwijl diezelfde korpsfunctie in het kader van de reorganisatie wordt ingedeeld in het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning.
4.2.2.
Dit betoog slaagt niet. De korpschef heeft er in dit verband in het besluit van
16 december 2013 al op gewezen dat activiteiten uit de functie van Gespecialiseerd Medewerker A, zoals het verbeteren van de [naam team] en het ondersteunen van de administratie door het houden van toezicht op de administratie, niet tot de werkzaamheden behoren zoals beschreven in de korpsfunctiebeschrijving. De Raad is verder met de korpschef van oordeel dat uit de korpsfunctiebeschrijving blijkt dat de nadruk van de functie van appellante ligt op administratieve werkzaamheden en niet op werkzaamheden als bedoeld in het vakgebied Gespecialiseerde Ondersteuning. Het enkele feit dat de werkzaamheden uit de korpsfunctiebeschrijving raakvlakken hebben met de werkzaamheden als bedoeld in dat vakgebied en dat een andere uitkomst van de matching om die reden ook verdedigbaar zou zijn geweest, is, zoals al onder 4.1 is overwogen, onvoldoende voor de conclusie dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins onhoudbaar is te achten. Het beroep van appellante op haar positie in de op handen zijnde reorganisatie leidt niet tot een ander oordeel. Deze positie heeft geen betrekking op de overgang naar een functie uit het LFNP en dient daarom bij de beoordeling of appellante aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten geen rol te spelen (vergelijk de uitspraak van
19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4161).
4.3.
Appellante heeft tot slot betoogd dat de korpschef het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de TPT op te vatten als een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb geen bezwaar en beroep openstaat. Nu zij tegen deze dragende overweging in de besluitvorming terecht is opgekomen en heeft moeten procederen om tot een deugdelijke motivering te komen, maakt zij aanspraak op vergoeding van proceskosten, aldus appellante. Dit betoog slaagt niet. Daarbij wordt verwezen naar de uitspraak van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4803.
4.4.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding. In het verlengde hiervan bestaat er evenmin aanleiding om, zoals is verzocht, de korpschef te veroordelen tot vergoeding van griffierecht.
4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor bevestiging in aanmerking.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2016.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) J.L. Meijer

HD