ECLI:NL:CRVB:2016:353
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om WUV-uitkering wegens gebrek aan bewijs van vervolging
Op 28 januari 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een aanvraag had ingediend voor een uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De appellant, geboren in 1931 in het voormalig Nederlands-Indië, stelde dat hij tijdens de Japanse bezetting in het Halimoenkamp was geïnterneerd. De aanvraag werd echter afgewezen omdat niet was komen vast te staan dat de appellant vervolging in de zin van de Wuv had ondergaan.
De appellant had eerder al een aanvraag ingediend in 2009, die ook was afgewezen. Dit besluit werd in 2012 vernietigd door de Raad, die verweerder opdroeg een nieuw besluit te nemen. Echter, ook na heronderzoek in 2012 en 2014 bleef de afwijzing van de aanvraag staan, omdat er geen nieuwe feiten of gegevens waren die de eerdere besluiten konden herzien.
Tijdens de zitting op 17 december 2015 was de appellant niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad concludeerde dat de appellant geen relevante nieuwe feiten had aangedragen die de eerdere besluiten in een nieuw licht konden plaatsen. De verklaring van de broer van de appellant werd niet als voldoende bewijs beschouwd.
De Raad oordeelde dat het besluit van verweerder om de aanvraag niet te herzien, de terughoudende toets kon doorstaan. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.