ECLI:NL:CRVB:2012:BV8974
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om erkenning als vervolgde en WUV-uitkering met onvoldoende zorgvuldige voorbereiding
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1931 in het voormalig Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend bij de Pensioen- en Uitkeringsraad om erkend te worden als vervolgde en in aanmerking te komen voor een WUV-uitkering. Appellant stelt dat hij samen met zijn oudere broer tijdens de Japanse bezetting in het Halimoen-kamp is geïnterneerd. De aanvraag werd afgewezen op 29 december 2009, omdat niet was komen vast te staan dat appellant vervolging in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) had ondergaan.
In beroep heeft appellant opnieuw verwezen naar getuigen die zijn verhaal zouden kunnen bevestigen, maar de Raad heeft vastgesteld dat de door appellant genoemde personen niet door verweerder zijn benaderd. De Raad concludeert dat er onvoldoende objectieve bevestiging is van het verblijf van appellant in het Halimoen-kamp, maar dat er ook geen stellige aanwijzingen zijn die uitsluiten dat hij daar heeft verbleven. De Raad oordeelt dat verweerder de door appellant genoemde personen had moeten benaderen om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen.
De Centrale Raad van Beroep heeft het bestreden besluit vernietigd, omdat dit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid. De Raad heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en heeft bepaald dat verweerder het griffierecht van € 35,-- aan appellant moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2012.