ECLI:NL:CRVB:2016:3519
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van inlichtingenverplichting en handel in voertuigen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarbij de rechtbank het beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvangen sinds 31 maart 2006 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand. Naar aanleiding van een signaal van het Inlichtingenbureau dat appellanten meerdere kentekens van voertuigen op hun naam hebben gehad, heeft de Sociale Recherche Maastricht een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten in de periode van juni 2006 tot en met november 2011 negentien kentekens van voertuigen op hun naam hadden geregistreerd, maar geen melding hadden gemaakt van de transacties met deze voertuigen, wat in strijd is met hun inlichtingenverplichting.
Het college heeft daarop besloten de bijstand over verschillende maanden in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij niet konden worden tegengeworpen dat zij de voertuigen niet hadden gemeld, omdat zij hierover achteraf informatie hebben verstrekt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden. De Raad bevestigt dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat er transacties hebben plaatsgevonden met de voertuigen en dat appellanten onvoldoende informatie hebben verstrekt om hun recht op bijstand vast te stellen.
De Raad concludeert dat de terugvordering van de bijstandsuitkeringen gerechtvaardigd is, omdat appellanten niet hebben aangetoond dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De opgelegde maatregel wordt eveneens bevestigd, omdat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.