ECLI:NL:CRVB:2016:3435
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Buitenbehandelingstelling van bijstandsaanvraag en terugvordering voorschot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De appellant, een inwoner van Zuid-Afrika, had op 15 december 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag op 20 maart 2015 buiten behandeling gesteld, omdat de gevraagde bewijsstukken niet tijdig waren aangeleverd. Tevens heeft het college de eerder verstrekte voorschotten van in totaal € 1.500,- teruggevorderd, omdat appellant geen recht op bijstand zou hebben.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering en de buitenbehandelingstelling, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft het beroep tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het college het bezwaar van appellant te beperkt heeft opgevat. De Raad heeft vastgesteld dat appellant met zijn bezwaar ook beoogde om alsnog bijstand te verkrijgen over de periode van 15 december 2014 tot 1 mei 2015. De Raad heeft het besluit van het college vernietigd en geoordeeld dat het bezwaar tegen de buitenbehandelingstelling alsnog ongegrond is, omdat appellant de gevraagde gegevens niet tijdig heeft aangeleverd.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het college bevoegd was om de verstrekte voorschotten terug te vorderen, omdat de aanvraag niet heeft geleid tot toekenning van bijstand. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen voor zover het gericht was tegen de terugvordering van het voorschot, maar heeft het college wel veroordeeld in de proceskosten van appellant. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.