ECLI:NL:CRVB:2016:3430
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand; opschorting van bijstand niet gerechtvaardigd door verzuim; wettelijke rente en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten door het college van burgemeester en wethouders van Venlo. Appellanten ontvingen vanaf 22 augustus 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellant een eigen bedrijfje had opgezet, heeft het college besloten de bijstand op te schorten en later in te trekken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de opschorting van de bijstand niet rechtmatig was, omdat het college niet duidelijk had gemaakt welke specifieke gegevens of bewijsstukken appellanten moesten verstrekken. De Raad vernietigt het besluit tot opschorting en herroept dit besluit, omdat aan het besluit hetzelfde gebrek kleefde. De Raad oordeelt verder dat de intrekking van de bijstand over de periode tot 1 juli 2013 onterecht was, maar dat appellanten vanaf die datum wel recht op bijstand hadden. De Raad veroordeelt het college tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen bijstand en de proceskosten van appellanten. De uitspraak bevestigt dat de schending van de inlichtingenverplichting door appellanten niet voldoende was om de bijstand over de gehele periode in te trekken.