ECLI:NL:CRVB:2016:3420

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
14 september 2016
Zaaknummer
15-6503 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gedeeltelijke ontheffing van arbeidsverplichtingen in het kader van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Diemen, dat hem gedeeltelijk ontheffing verleende van zijn arbeidsverplichtingen. De appellant had verzocht om een kostenvergoeding voor het bezwaar, maar deze was niet toegekend, waardoor hij procesbelang had bij de beoordeling van zijn hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant vanaf 20 augustus 2014 bijstand ontvangt en dat hij in opdracht van het college is onderzocht door Salude Deskundige Dienst. Dit onderzoek concludeerde dat de appellant zeer beperkt belastbaar is en dat hij onder bepaalde voorwaarden kan deelnemen aan een re-integratietraject. Het college heeft op basis van dit rapport besloten om de appellant gedeeltelijk ontheffen van zijn arbeidsverplichtingen, maar de appellant was van mening dat het college ten onrechte geen informatie had opgevraagd bij zijn behandelend psychiater.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college niet verplicht was om aanvullende informatie op te vragen en dat de appellant geen concrete argumenten had aangedragen die de onjuistheid van het advies van Salude konden aantonen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 september 2016.

Uitspraak

15/6503 PW
Datum uitspraak: 13 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 augustus 2015, 15/3657 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Diemen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Mathoerapersad, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 26 juli 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt van het college vanaf 20 augustus 2014 bijstand naar de norm voor een gehuwde, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW).
1.2.
In opdracht van het college is appellant onderzocht door Salude Deskundige Dienst (Salude). De resultaten van dit medisch, psychologisch en arbeidskundig onderzoek zijn opgenomen in een rapport van 5 februari 2015. In dit rapport is, voor zover van belang, vermeld dat appellant zeer beperkt belastbaar is, dat in het kader van reactivering/vrijwilligerswerk kan worden gestart met tweemaal twee uren per week, dat na een periode van drie maanden kan worden gestart met een geleidelijke uitbreiding van deze activiteiten en dat in een periode van zes tot negen maanden kan worden uitgebreid naar halve dagen.
1.3.
Op basis van het rapport van Salude heeft het college bij besluit van 9 februari 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 6 mei 2015 (bestreden besluit), appellant in verband met zijn persoonlijke beperkingen tot en met 14 oktober 2015 gedeeltelijk ontheffing verleend van de arbeidsverplichtingen in die zin dat hij over een periode van drie maanden geacht wordt vier uren per week mee kunnen te werken aan een traject richting werk of voor sociale activering en dat na drie maanden kan worden begonnen met uitbreiding tot twintig uren per week.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft daartoe aangevoerd dat het college ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelend psychiater en dat het niet op zijn weg ligt die informatie over te leggen.
3.2.
Het college heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat appellant geen procesbelang heeft bij het hoger beroep, omdat de termijn van de gedeeltelijke ontheffing is verstreken, geen concretisering van de re-integratieverplichting heeft plaatsgevonden en geen maatregel is of zal worden opgelegd, en dat het hoger beroep om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Procesbelang
4.1.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 9 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO3422) blijft procesbelang behouden als is verzocht om een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase en deze vergoeding is geweigerd. Nu appellant heeft verzocht om een kostenvergoeding voor het bezwaar en die vergoeding niet is toegekend, heeft appellant procesbelang bij de beoordeling van zijn hoger beroep.
Gedeeltelijke ontheffing van de arbeidsverplichting
4.2.
In artikel 9, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de PW zijn de verplichtingen tot arbeidsinschakeling opgenomen (arbeidsverplichtingen). Artikel 9, tweede lid, van de Wet werk en bijstand biedt het college de mogelijkheid om in individuele gevallen tijdelijk ontheffing te verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.3.
Met de beslissing van 9 februari 2015 om appellant gedeeltelijk te ontheffen van de arbeidsverplichtingen, wordt het college geacht tevens te hebben geweigerd appellant verdergaand van die verplichtingen te ontheffen wegens dringende redenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de PW.
4.4.
De rechtbank heeft op goede gronden met verwijzing naar vaste rechtspraak (uitspraak van 12 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4083) geoordeeld dat het college zijn besluitvorming heeft mogen baseren op het in het rapport van 5 februari 2015 opgenomen advies van Salude. Appellant heeft geen concrete aanknopingspunten geboden die nopen tot het oordeel dat dit advies onjuist is of onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het college was, anders dan aangevoerd, niet verplicht aanvullende informatie op te vragen bij de psychiater van appellant. Dat appellant om hem moverende redenen niet bereid is zelf medische gegevens te verstrekken aan het college, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
4.5.
Uit 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van A. Stuut als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2016.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) A. Stuut

HD