ECLI:NL:CRVB:2016:3405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank de beroepen van appellanten tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellanten, een echtpaar dat sinds 1987 getrouwd is en vier kinderen heeft, ontvingen bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand van appellante werd verstrekt naar de norm voor een alleenstaande ouder, terwijl appellant bijstand ontving naar de norm voor een alleenstaande. Na een melding van een inspecteur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen over de verblijfplaats van appellant, voerde de gemeente Rotterdam een onderzoek uit naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellanten niet duurzaam gescheiden leefden, wat resulteerde in de intrekking van de bijstand en terugvordering van de ontvangen bedragen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellanten niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 13 september 2016.