ECLI:NL:CRVB:2016:3329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- B.M. van Dun
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering na werkzaamheden als zelfstandige
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante was sinds 2 april 2012 in aanmerking voor een WW-uitkering, maar het Uwv heeft vastgesteld dat zij in de periode van 24 februari 2014 tot en met 13 juli 2014 als zelfstandige heeft gewerkt. Dit leidde tot een herziening van haar uitkering en een terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. De rechtbank Den Haag heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de boete die het Uwv had opgelegd, gedeeltelijk herroepen.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelt dat appellante haar hoedanigheid van werknemer blijvend heeft verloren door de werkzaamheden als zelfstandige. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de herziening van de WW-uitkering en de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen in stand blijven. De Raad heeft echter ook geconstateerd dat de boete die door het Uwv was opgelegd, gelet op de persoonlijke omstandigheden van appellante, geheel moet worden geschrapt.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellante gegrond. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten van rechtsbijstand van appellante, die in totaal € 1.984,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 september 2016.