ECLI:NL:CRVB:2016:3298
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen na onderzoek naar autotransacties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten is gehandhaafd. Appellanten, een gehuwd paar, ontvingen sinds 1 juli 2010 een inkomensvoorziening op basis van de Wet investeren in jongeren en aansluitend bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een controle door de gemeente Waalre, waarbij sociaal rechercheurs van de gemeente Eindhoven onderzoek deden naar de rechtmatigheid van de verstrekte uitkeringen, bleek dat appellanten in de periode van augustus 2010 tot en met juni 2013 meerdere voertuigen op hun naam hadden staan. Dit leidde tot de conclusie dat zij mogelijk betrokken waren bij autohandel, wat niet was gemeld aan de gemeente.
Het college van burgemeester en wethouders van Waalre besloot op 15 november 2013 om de uitkeringen over verschillende maanden in te trekken en een bedrag van € 24.238,78 terug te vorderen. Appellanten betwistten de beschuldigingen van autohandel en stelden dat de voertuigen voor eigen gebruik waren of dat zij als katvanger fungeerden. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waarop appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college de intrekking en terugvordering van bijstand over de maand februari 2012 niet langer handhaafde, waardoor het hoger beroep gedeeltelijk slaagde. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking had op de intrekking van bijstand over februari 2012 en stelde de terugvordering over de overige transactiemaanden vast op € 22.693,32. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van appellanten, die in totaal op € 2.976,- werden begroot. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 september 2016.