ECLI:NL:CRVB:2016:3292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstandsverlening op grond van niet meewerken aan huisbezoek en schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de beëindiging van de bijstandsverlening aan appellante op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante had bijstand aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft haar bijstand beëindigd omdat zij niet meewerkte aan een huisbezoek. De Raad heeft vastgesteld dat appellante gehuwd is met een Bulgaarse man, R, die op het moment van de aanvraag in Bulgarije verbleef. Ondanks deze verklaring, heeft de sociale recherche waarnemingen gedaan die erop wezen dat R regelmatig bij appellante verbleef, wat leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De Raad oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft beëindigd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij niet langer duurzaam gescheiden leefde van R. De rechtbank had de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand gelaten, maar op andere gronden dan de Raad nu heeft vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden.