ECLI:NL:CRVB:2016:3290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening bijstandsverlening en boete opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 maart 2015 een uitspraak deed in een geschil over de herziening van bijstandsverlening en de oplegging van een boete door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Appellant ontving van 1 augustus 2012 tot 1 november 2013 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had in die periode inkomsten uit arbeid die niet correct waren gemeld aan het college. Het college herzag de bijstand en vorderde een bedrag van € 232,03 terug, en legde een boete op van € 150,- wegens het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond, maar verlaagde de boete naar € 116,-. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoerde dat hij aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan en dat de terugvordering en boete onterecht waren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden en dat de herziening van de bijstand terecht was. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze niet had beslist over de handhaving van de uitkeringsspecificatie en herstelde de boete op € 116,-. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant en werd het griffierecht vergoed.