ECLI:NL:CRVB:2016:3276

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
15/1716 NIOAW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke zaak betreffende sociale zekerheid

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.M. Breevoort, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het hoger beroep werd behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 12 juli 2016, waar verzoeker aanwezig was, maar het college niet. Na de zitting heeft verzoeker op 17 juli 2016 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. drs. W.H. Bel en mr. A. Stehouwer, omdat hij meende dat zij partijdig waren. Verzoeker stelde dat mr. drs. Bel zich partijdig had uitgelaten en dat beide rechters in het verleden functies hadden bekleed die hun onpartijdigheid in gevaar konden brengen. De Centrale Raad van Beroep heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om rechters te wraken op basis van feiten die hun onpartijdigheid kunnen schaden. De Raad concludeerde dat de opmerkingen van mr. drs. Bel tijdens de zitting niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. Ook de eerdere functies van de rechters bij overheidsinstanties werden niet als een gegronde reden voor wraking beschouwd. De Raad oordeelde dat verzoeker niet had aangetoond dat er een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond. Het verzoek om wraking werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met E.J.M. Heijs als voorzitter en A. Beuker-Tilstra en A.J. Schaap als leden, in aanwezigheid van griffier L.H.J. van Haarlem.

Uitspraak

15/1716 NIOAW-W
Datum uitspraak: 5 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. J.M. Breevoort hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 februari 2015, 14/4732, in het geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (het college).
Op 24 mei 2016 heeft de Raad aan partijen meegedeeld dat het hoger beroep zal worden behandeld ter zitting van 12 juli 2016 door de rechters mr. drs. W.H. Bel, mr. A. Stehouwer en mr. Y.J. Klik.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2016, waar verzoeker en
mr. Breevoort zijn verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Bij brief van 17 juli 2016 heeft verzoeker verzocht om wraking van mr. drs. Bel en
mr. Stehouwer.
Mr. drs. Bel en mr. Stehouwer hebben schriftelijk meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Verzoeker, mr. drs. Bel en mr. Stehouwer zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad op 29 augustus 2016. Verzoeker is verschenen. Mr. drs. Bel en
mr. Stehouwer zijn, zoals aangekondigd, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de strekking van het middel van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2.1.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking van mr. drs. Bel in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat mr. drs. Bel zich ter zitting partijdig heeft uitgelaten door naar aanleiding van de beroepsgrond van verzoeker, dat het college zich schuldig maakt aan détournement de pouvoir, op te merken dat dit een zware verdenking is.
2.2.
Verzoeker heeft daarnaast aangevoerd dat mr. drs. Bel en mr. Stehouwer werkzaam zijn of zijn geweest in een andere overheidsbetrekking. Verzoeker heeft er in dat verband op gewezen dat mr. drs. Bel in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 maart 2012 werkzaam is geweest als hoofd internationale betrekkingen / plv. directeur internationale zaken bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en dat mr. Stehouwer lid is van de Raad van Toezicht van het Juridisch Loket. Nu het gaat om een zaak van de (afdeling sociale zaken van de) gemeente Rotterdam zouden deze overheidsbetrekkingen volgens verzoeker partijdigheid tot gevolg kunnen hebben.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechters die de zaak behandelen. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is
(zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).
3.2.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 12 juli 2016 blijkt dat verzoeker zijn beroepsgrond dat het college misbruik maakt van zijn machtpositie heeft toegelicht. Naar aanleiding hiervan heeft mr. drs. Bel gezegd:

Het is aan ons de taak om de zaak juridisch te bekijken. Machtsmisbruik is een heel groot woord. Er is inderdaad een bepaling in de Awb die daarover gaat. De burger moet ook beschermd worden tegen een overheid die een bevoegdheid voor een ander doel gebruikt dan waarvoor die gegeven is. Dat mag natuurlijk niet. Dat is de rechtsstaat. Het is onze taak, als dat aan de orde is, om de mensen daartegen te beschermen. De andere kant van het verhaal is ook dat de gemeente weinig manoeuvreerruimte heeft. Als ze ‘A’ zeggen, dan moeten ze in feite ook ‘B’ zeggen. Als ze vinden dat de inlichtingenverplichting is geschonden, en dat is hier zo, dan hebben ze geen ruimte om geen boete te geven, tenzij duidelijk wordt dat er geen sprake is van verwijtbaarheid. Dat is precies waar wij ook naar gaan kijken. Ik kijk even naar mijn collega’s om te zien of zij nog vragen hebben”.
Gelet op deze gang van zaken kan uit het enkele feit dat mr. drs. Bel verzoekers kwalificatie van het handelen van het college als machtsmisbruik ‘een heel groot woord’ heeft genoemd, geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid. Uit wat mr. drs. Bel heeft gezegd, blijkt juist dat hij het een belangrijke beroepsgrond vindt en dat de Raad zich hierover gaat buigen.
3.3.
Het enkele feit dat mr. drs. Bel in het verleden werkzaam is geweest bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en dat mr. Stehouwer lid is van de Raad van Toezicht van het Juridisch Loket, waarvan zij te kennen heeft gegeven dat dit geen overheidsinstantie betreft maar een stichting, brengt niet met zich dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Meer in het algemeen gesproken is de Raad geen rechtsregel, ook niet in verband met artikel 6 van het EVRM, bekend welke ter voorkoming van de (schijn van) rechterlijke partijdigheid in algemene zin belet dat een persoon die bij een overheidsorganisatie werkzaam is geweest een functie als bestuursrechter bekleedt. Evenmin bestaat er een beletsel dat een persoon die een functie bekleedt als bestuursrechter bij een maatschappelijke organisatie een bestuursfunctie bekleedt. Dit laat uiteraard onverlet dat zich concrete situaties kunnen voordoen waarin een combinatie als hiervoor bedoeld de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen schaden. Dat zo’n situatie zich hier voordoet, heeft verzoeker echter niet aannemelijk gemaakt.
3.4.
Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat het verzoek om wraking van mr. drs. Bel en
mr. Stehouwer moet worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en A. Beuker-Tilstra en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2016.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) L.H.J. van Haarlem

SS