ECLI:NL:CRVB:2016:3264
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijstand en de vraag naar gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft verzoekster, een Nigeriaanse vrouw, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die haar aanvraag om bijstand had afgewezen. De aanvraag was afgewezen op basis van de veronderstelling dat verzoekster een gezamenlijke huishouding voerde met een medebewoner, L. Eguriase. Verzoekster heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat zij haar kamer uiterlijk op 1 november 2016 moest ontruimen als zij de huurbetalingen niet hervatte. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, met bijzondere aandacht voor de verklaring die verzoekster had afgelegd aan de handhavingsspecialist. Deze verklaring werd door het college gebruikt als basis voor de afwijzing van de bijstandsaanvraag. Verzoekster betwistte de juistheid van deze verklaring, vooral omdat deze in het Nederlands was opgemaakt terwijl zij slechts Pidgin Engels sprak. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verklaring niet als deugdelijke basis voor het bestreden besluit kon dienen, omdat er onvoldoende waarborgen waren dat het verslag een juiste weergave was van wat verzoekster had verklaard. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waardoor het college werd opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen noodzaak voor was. De kosten van verzoekster werden vergoed.