Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn aanvraag om bijstand had afgewezen. Appellant, die penningmeester is van een kerk, had in 2014 een aanvraag om bijstand ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen stelde de aanvraag buiten behandeling omdat appellant niet tijdig de gevraagde bankafschriften had overgelegd. Na bezwaar verklaarde het college de aanvraag ongegrond, met als argument dat er sprake was van financiële verstrengeling tussen appellant en de kerk. De rechtbank bevestigde deze beslissing.
In hoger beroep betoogde appellant dat het college ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van financiële verstrengeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de enkele functie van appellant als penningmeester niet automatisch betekent dat de middelen van de kerk tot zijn persoonlijke middelen behoren. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was van financiële verstrengeling die het recht op bijstand zou uitsluiten. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en droeg het college op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant.
Daarnaast werd het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.984,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 augustus 2016.