ECLI:NL:CRVB:2016:3183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op basis van verblijfsstatus en verwijzing naar DT&V
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om maatschappelijke opvang door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Appellanten, afkomstig uit Somalië, hadden in 2006 een verblijfsvergunning verkregen, maar deze werd in 2012 ingetrokken. Hun aanvraag om maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) werd afgewezen, omdat zij volgens het college geen aanspraak konden maken op voorzieningen vanwege hun verblijfsstatus. Het college verwees hen naar de opvangmogelijkheden van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V).
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten, gezien hun verblijfsstatus, niet tot de kwetsbare personen behoren die recht hebben op maatschappelijke opvang. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellanten tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerden appellanten aan dat appellante tot de kwetsbare personen behoort vanwege haar psychische klachten, maar de Raad oordeelde dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellanten zich voor opvang konden wenden tot de DT&V. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat er geen noodzaak was voor toelating tot de maatschappelijke opvang op grond van de Wmo, aangezien er voldoende opvangmogelijkheden waren in de vorm van een vrijheidsbeperkende locatie (VBL).
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.