Uitspraak
17 december 2014, 14/6893, 14/6894 en 14/6884 (aangevallen uitspraak)
mr. W. de Rooy-Bal.
OVERWEGINGEN
WAO- uitkering af te zien. Volgens de rechtbank heeft appellant zijn inlichtingenverplichting geschonden door niet het juiste aantal gewerkte uren op te geven. Volgens de rechtbank is gesteld noch gebleken dat de boete niet op juiste wijze is afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate van het verwijt dat appellant kan worden gemaakt en de omstandigheden van het geval.
[naam inspecteur 1] en [naam inspecteur 2] , in samenhang bezien met de openingstijden van het naaiatelier en wat appellants dochter over de werkzaamheden van appellant heeft verklaard, heeft het Uwv aangetoond dat appellant ten tijde hier van belang gedurende ten minste 38 uur per week aanwezig was in het naaiatelier en daar werkzaamheden heeft verricht. Zo heeft hij klanten bediend en geld voor een geleverd kledingstuk aangenomen. Appellant had voor deze werkzaamheden het destijds geldende wettelijk minimumloon kunnen bedingen in plaats van het veel lagere loon dat appellant en zijn dochter aan het Uwv en de Belastingdienst hebben verantwoord. Het Uwv mocht de loonwaarde van de werkzaamheden van appellant daarom schatten op het wettelijk minimumloon.
1 december 2013. Een en ander betekent dat appellant op grond van artikel 57 van de WAO
€ 145,72 en op grond van artikel 20 van de TW € 552,23 dient terug te betalen.
€ 697,95. Dit is het bedrag dat het Uwv als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting bruto onverschuldigd aan appellant heeft betaald over de maanden december 2013 en januari 2014. Van verminderde verwijtbaarheid is geen sprake. De boete voor overtreding van de inlichtingenverplichting zou in beginsel moeten worden gesteld op 50% van € 697,95. Dit resulteert met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Boetebesluit socialezekerheidswetten door afronding op een veelvoud van € 10,- in een bedrag van € 350,-. De in dit geding aan de Raad gebleken verwijtbaarheid van appellant, de omstandigheden waaronder hij zijn overtreding heeft begaan en zijn persoonlijke omstandigheden geven geen aanleiding om van een ander bedrag dan € 350,- uit te gaan. Deze boete is hier passend en geboden.
€ 992,- in hoger beroep, totaal € 2.976,-.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het boetebesluit van 8 juli 2014 gegrond en vernietigt dat besluit;
- verklaart de beroepen tegen de besluiten van 7 en 8 juli 2014 over korting en terugvordering
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.976,-;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van J.C. Borman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2016.