ECLI:NL:CRVB:2016:3034
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ontslag en stopzetting bezoldiging wegens weigering van re-integratieverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de minister van Veiligheid en Justitie om zijn bezoldiging stop te zetten en hem ontslag te verlenen. Appellant, die sinds 2011 ziek was door Multiple Sclerose en de ziekte van Ménière, had zich niet gehouden aan zijn re-integratieverplichtingen. De minister had appellant meerdere keren opgedragen om lichte administratieve werkzaamheden te verrichten, maar appellant was hier niet op verschenen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de minister de bevindingen van de verzekeringsarts van het Uwv in aanmerking mocht nemen, die stelde dat appellant (gedeeltelijk) arbeidsgeschikt was. De toekenning van een IVA-uitkering aan appellant verandert hier niets aan, aangezien deze op arbeidskundige gronden is verleend. De Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de opgedragen werkzaamheden niet passend voor hem waren. De minister heeft op goede gronden besloten de bezoldiging van appellant stop te zetten en hem ontslag te verlenen, omdat appellant zonder deugdelijke reden niet op de dienstopdrachten is ingegaan. Het hoger beroep van appellant wordt dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.