ECLI:NL:CRVB:2016:3027
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand entreekosten onder curatele stelling
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor entreekosten in het kader van een onder curatele stelling. Appellant, die onder curatele is gesteld, heeft bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten die zijn gemaakt in verband met deze curatele. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, omdat de aanvraag niet binnen de gestelde termijn van drie maanden na het ontstaan van de kosten was ingediend. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak in hoger beroep behandeld. De Raad oordeelt dat de aanvraag om bijzondere bijstand voor de entreekosten niet te laat is ingediend, omdat de kosten pas opkomen op het moment dat de curator is benoemd. De Raad stelt vast dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat de aanvraag te laat was, en dat de beleidsregels van het college niet consistent zijn toegepast. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de entreekosten en verklaart het beroep gegrond. De Raad herroept het besluit van het college en kent de bijzondere bijstand voor de entreekosten toe.
Daarnaast wordt de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand afgewezen, omdat deze aanvraag buiten de termijn van drie maanden is ingediend. De Raad veroordeelt het college in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.480,- bedragen. De uitspraak is gedaan op 2 augustus 2016.