ECLI:NL:CRVB:2016:301
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- W.F. Claessens
- H.D. Stout
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en de waarde van verklaringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante ontving sinds 8 oktober 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding dat zij een gezamenlijke huishouding voerde, heeft de gemeente Eindhoven een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de intrekking van haar bijstand per 1 juli 2010 en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand. De rechtbank heeft de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven in twee eerdere uitspraken bevestigd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de verklaringen die zij heeft afgelegd onder druk zijn verkregen en dat het college onzorgvuldig heeft gehandeld door geen huisbezoek af te leggen. De Raad heeft geoordeeld dat de onderzoeksresultaten voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellante en haar partner een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad heeft de beroepsgronden van appellante verworpen en de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in vrijheid heeft verklaard en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering terecht zijn.