ECLI:NL:CRVB:2016:3005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor verlenging van de indicatie voor AWBZ-zorg na medisch advies
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1989 en afkomstig uit Togo, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor verlenging van de indicatie voor AWBZ-zorg door het CIZ. Appellante heeft een tijdelijke verblijfstatus en lijdt aan een post traumatische stressstoornis (PTSS) en een ernstige recidiverende depressie. De aanvraag voor verlenging werd afgewezen op basis van een medisch advies van CIZ, waarin werd gesteld dat adequate behandeling binnen de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorligt op AWBZ-zorg. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante heeft aangevoerd dat zij bij een zorgcentrum behandeling heeft ondergaan en dat zij uitbehandeld is, waardoor behandeling op basis van de Zvw niet voorliggend kan zijn. De Raad heeft vastgesteld dat de periode van de aanvraag tot de beslissing op bezwaar van belang is voor de beoordeling van de indicatie voor AWBZ-zorg. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het medisch advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de behandeling op basis van de Zvw voorligt op AWBZ-zorg.
De Raad heeft geconcludeerd dat de beroepsgronden van appellante niet slagen en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 10 augustus 2016.