In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Utrecht. De appellant, die lichamelijke beperkingen ondervindt, had een aanvraag ingediend voor de plaatsing van een inloopbad en voor de aanpassing van zijn auto op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht had deze aanvragen afgewezen, stellende dat appellant medisch in staat was om gebruik te maken van de douche en de regiotaxi. De Raad heeft vastgesteld dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat appellant medisch in staat moet worden geacht met de regiotaxi te reizen. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat appellant voor de periode van 17 november 2009 tot heden een vergoeding van € 500,- per jaar voor het gebruik van de auto ontvangt. Daarnaast is er wettelijke rente en een proceskostenvergoeding toegewezen. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd voor het overige, maar vernietigd voor de weigering van de aanpassing van de auto.