Uitspraak
23 december 2014, 14/2433 (aangevallen uitspraak)
E. van den Brink.
OVERWEGINGEN
31 oktober 2012 omdat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt is. Bij uitspraak van de Raad van 20 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:498) is dit besluit in stand gebleven.
WAO-uitkering, omdat geen sprake is van toegenomen beperkingen ten opzichte van de beoordeling per 31 oktober 2012. Bij de onder 1.1 genoemde uitspraak van de Raad van
20 februari 2015 is ook dit besluit in stand gebleven.
14 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van
28 april 2014 ongegrond verklaard.
4 juni 2014 in de beoordeling is meegewogen. De bevindingen van deze psychiater, die op basis van eigen onderzoek tot het oordeel is gekomen dat appellante lijdt aan een recidiverende chronische depressieve stoornis en een paniekstoornis, hadden voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding moeten geven meer psychische beperkingen aan te nemen. Nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep de bevindingen van de behandelend psychiater in feite opzij heeft gezet, is het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de psychische beperkingen van appellante gebaseerd op een onzorgvuldig onderzoek. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep maakt appellante tevens op dat erkend wordt dat daadwerkelijk sprake is van ademhalingsproblemen en verhoogde bloeddruk, wat een gevolg zou kunnen zijn van de angststoornis. Dat brengt volgens appellante met zich mee dat er beperkingen aangenomen dienen te worden wegens deze klachten.
31 oktober 2012, waaronder die van snackbereider (handmatig) (sbc-code 111071), wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050) en medewerker tuinbouw (sbc-code 111010).
27 maart 2015 gemotiveerd waarom de informatie van Doeven geen aanleiding geeft om meer beperkingen aan te nemen. Uit de rapporten van de verzekeringsarts, de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de expertise van psychiater Teunisse blijkt overtuigend dat appellante met haar klachten de functies van snackbereider, wikkelaar of verspener – die geen van alle psychisch belastend zijn – kan verrichten. De paniekaanvallen met hyperventilatie staan daar niet aan in de weg. Appellante heeft aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep verklaard dat zij twee tot drie keer per maand een paniekaanval van een uur heeft. In het rapport van
27 maart 2015 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat dit niet leidt tot structurele beperkingen in het functioneren in arbeid. Ditzelfde geldt voor de door appellante gestelde problemen met de bloeddruk.