ECLI:NL:CRVB:2016:2982

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
15/738 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische geschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving. Appellante, werkzaam als verzorgende, meldde zich in 2007 ziek en ontving vanaf 2008 een WAO-uitkering. Het Uwv trok deze uitkering in 2012 in, omdat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een nieuwe ziekmelding in 2014, werd haar een ZW-uitkering toegekend, maar deze werd in april 2014 beëindigd op basis van een medisch onderzoek. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep betoogde appellante dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening had gehouden met de medische informatie van haar behandelend psychiater. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hadden verricht en dat er geen nieuwe medische feiten waren die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geschikt was voor de geduide functies, ondanks haar psychische klachten.

Uitspraak

15/738 ZW
Datum uitspraak: 20 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
23 december 2014, 14/2433 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. K. Aslan, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 juni 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Aslan. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
E. van den Brink.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was werkzaam als verzorgende op basis van een leer-werkovereenkomst voor gemiddeld 32 uur per week. Op 26 september 2007 is zij uitgevallen met een longontsteking, schouderklachten en psychische klachten. Appellante ontving met ingang van 1 juli 2008 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Bij besluit van 30 augustus 2012 heeft het Uwv de WAO-uitkering ingetrokken met ingang van
31 oktober 2012 omdat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt is. Bij uitspraak van de Raad van 20 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:498) is dit besluit in stand gebleven.
1.2.
Op 18 maart 2013 heeft appellante zich vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Bij besluit van 29 mei 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante per 15 april 2013 geen recht heeft op een
WAO-uitkering, omdat geen sprake is van toegenomen beperkingen ten opzichte van de beoordeling per 31 oktober 2012. Bij de onder 1.1 genoemde uitspraak van de Raad van
20 februari 2015 is ook dit besluit in stand gebleven.
1.3.
Appellante heeft zich op 17 maart 2014 opnieuw vanuit de WW ziek gemeld. Het Uwv heeft appellante in dat verband een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend. Na lichamelijk en psychisch onderzoek door een verzekeringsarts heeft het Uwv bij besluit van 28 april 2014 de ZW-uitkering met ingang van die datum beëindigd omdat appellante geschikt wordt geacht tot het verrichten van één van de in het kader van de WAO geduide functies.
1.4.
Naar aanleiding van het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 april 2014 heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante psychisch onderzocht. Vervolgens heeft psychiater R.J. Teunisse op verzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep een expertise verricht en hiervan verslag gedaan op 28 juli 2014. In haar rapport van 13 augustus 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld geen reden te zien om te twijfelen aan de juistheid van de expertise en dat geen nieuwe medische feiten aan het licht zijn gekomen die de datum in geding betreffen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat appellante per 28 april 2014 geschikt is te achten voor minstens één van de in het kader van de WAO geduide functies van snackbereider, wikkelaar en verspener. Bij besluit van
14 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van
28 april 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek hebben verricht. Zij hebben appellante gezien, dossieronderzoek verricht en een psychiatrische expertise laten verrichten. Psychiater Teunisse heeft geconcludeerd dat sprake is van een dysthyme stoornis en volgens hem kon de aanwezigheid van een ernstige depressieve stoornis en een paniekstoornis met agorafobie niet bevestigd worden. Hoewel Teunisse de brief van de behandelend psychiater M.J. Doeven van 4 juni 2014 niet in zijn beoordeling heeft betrokken, is ter zitting gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze informatie wel heeft meegewogen en hierin geen aanleiding heeft gezien appellante meer beperkt te achten. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat er geen sprake is van een afwijking aan de ademhalingsorganen of de bloeddruk. De rechtbank acht de uit het medisch onderzoek getrokken conclusies voldoende onderbouwd. Appellante heeft volgens de rechtbank geen medische informatie overgelegd die een ander licht werpt op haar gezondheidstoestand per 28 april 2014 en op eventuele beperkingen die daaruit voortvloeien voor het verrichten van arbeid. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat appellante met ingang van die datum in staat moet worden geacht tot het verrichten van de geduide functies.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet blijkt dat de medische informatie van de behandelend psychiater van
4 juni 2014 in de beoordeling is meegewogen. De bevindingen van deze psychiater, die op basis van eigen onderzoek tot het oordeel is gekomen dat appellante lijdt aan een recidiverende chronische depressieve stoornis en een paniekstoornis, hadden voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding moeten geven meer psychische beperkingen aan te nemen. Nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep de bevindingen van de behandelend psychiater in feite opzij heeft gezet, is het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de psychische beperkingen van appellante gebaseerd op een onzorgvuldig onderzoek. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep maakt appellante tevens op dat erkend wordt dat daadwerkelijk sprake is van ademhalingsproblemen en verhoogde bloeddruk, wat een gevolg zou kunnen zijn van de angststoornis. Dat brengt volgens appellante met zich mee dat er beperkingen aangenomen dienen te worden wegens deze klachten.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding verrichte arbeid. Deze regel lijdt in dit geval in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na gedurende de maximumtermijn ziekengeld te hebben ontvangen, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak van de verzekerde op een uitkering op grond van de WAO. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die aan hem zijn voorgehouden bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de WAO. Dit betreft in dit geval de functies die zijn geselecteerd bij de WAO-beoordeling per
31 oktober 2012, waaronder die van snackbereider (handmatig) (sbc-code 111071), wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050) en medewerker tuinbouw (sbc-code 111010).
4.2.
In hoger beroep heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep M. Bakker in een rapport van 27 maart 2015 gereageerd op de brief van behandelend psychiater Doeven van 4 juni 2014. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat de door Doeven genoemde sombere stemming en het chronisch beloop passen bij de diagnose die in de expertise werd genoemd, namelijk een dysthyme stoornis. Zoals Doeven heeft aangegeven kan de stemming nu en dan verslechteren, wat kennelijk bij de start van de behandeling het geval was. Doeven doet geen uitspraken over de arbeidsmogelijkheden, maar geeft ook niet aan dat er contra-indicaties zijn voor arbeid. Sterker nog: gemeld wordt dat bij bezig zijn met activiteiten in en om huis en het hebben van sociale contacten de stemming verbetert. De brief van Doeven van 4 juni 2014 komt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep overeen met de conclusies van de expertise van psychiater Teunisse en leiden niet tot een andere conclusie dan in haar rapport van 13 augustus 2013. Over de ademhalingsproblemen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 27 maart 2015 gesteld dat het gaat om hyperventilatie die optreedt op het moment dat er een paniekaanval is. Deze komen niet vaak meer voor en zijn meestal licht. Dit is een tijdelijk probleem dat niet leidt tot beperkingen in het functioneren, behalve mogelijk op het moment van de aanval die een half tot een heel uur duurt, en die goed is te couperen. De door appellante genoemde problemen met de bloeddruk blijken niet uit de medische gegevens en zijn ook niet gebleken bij het onderzoek door de primaire verzekeringsarts.
4.3.
Ook in hoger beroep heeft appellante geen medische gegevens overgelegd die een ander licht werpen op haar gezondheidstoestand op 28 april 2014. Uit de stukken komt naar voren dat appellante sinds vele jaren kampt met psychische problemen, die door psychiater Teunisse als dysthyme stoornis zijn benoemd. Behandelend psychiater Doeven stelt weliswaar een andere diagnose, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van
27 maart 2015 gemotiveerd waarom de informatie van Doeven geen aanleiding geeft om meer beperkingen aan te nemen. Uit de rapporten van de verzekeringsarts, de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de expertise van psychiater Teunisse blijkt overtuigend dat appellante met haar klachten de functies van snackbereider, wikkelaar of verspener – die geen van alle psychisch belastend zijn – kan verrichten. De paniekaanvallen met hyperventilatie staan daar niet aan in de weg. Appellante heeft aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep verklaard dat zij twee tot drie keer per maand een paniekaanval van een uur heeft. In het rapport van
27 maart 2015 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat dit niet leidt tot structurele beperkingen in het functioneren in arbeid. Ditzelfde geldt voor de door appellante gestelde problemen met de bloeddruk.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het oordeel van de rechtbank wordt onderschreven en dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en C.C.W. Lange en E. Dijt als leden, in tegenwoordigheid van R.I. Troelstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2016.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) R.I. Troelstra

SS