ECLI:NL:CRVB:2016:298
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens onvoldoende zorgvuldig medisch onderzoek en motivering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die een Ziektewet (ZW) uitkering ontving, was per 15 april 2013 hersteld verklaard door een verzekeringsarts van het Uwv. Dit besluit werd echter bestreden door appellant, die stelde dat zijn psychische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts onvoldoende zorgvuldig had gehandeld door geen actuele informatie op te vragen bij de behandelend artsen over de psychische gezondheidstoestand van appellant. De Raad constateerde dat er duidelijke aanwijzingen waren dat de psychische toestand van appellant eind 2012 aanzienlijk verslechterd was, wat niet was meegenomen in de beoordeling door het Uwv. Hierdoor was het besluit om de ZW-uitkering te beëindigen niet deugdelijk gemotiveerd en kon het niet in stand blijven. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat appellant recht heeft op een ZW-uitkering met ingang van 15 april 2013. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.984,-.