ECLI:NL:CRVB:2016:297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van schadevergoeding verzoek in re-integratiezaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant had een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens werkzaamheden die hij in het kader van re-integratie had verricht, welke volgens hem te zwaar waren en geleid hebben tot ernstige schade aan zijn gezondheid. Het Uwv had het verzoek afgewezen en het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek betrekking had op feitelijk handelen en er geen appellabel besluit was waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad overweegt dat de schade die appellant heeft geleden, voortvloeit uit de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de re-integratieactiviteiten. Echter, de Raad stelt vast dat het handelen van het Uwv niet vatbaar is voor bezwaar en beroep, omdat er geen connexiteit bestaat met een besluit dat door de bestuursrechter kan worden beoordeeld. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv op goede gronden het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.