ECLI:NL:CRVB:2016:2938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de aanvangsdatum van de Ziektewet-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de datum van aanvang van de Ziektewet-uitkering (ZW) voor appellant, die zich op 31 januari 2011 ziek meldde met longklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat de periode van 104 weken doorlopend arbeidsongeschikt zijn, aanvangt op de eerste werkdag waarop wegens ziekte niet is gewerkt. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv de aanvangsdatum van de ZW-uitkering correct heeft vastgesteld op 31 januari 2011. Appellant was na zijn ziekmelding nog in loondienst, wat volgens de rechtbank niet betekent dat de periode van 104 weken op een later moment aanvangt. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet gedurende 104 weken doorlopend arbeidsongeschikt is geweest. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.