ECLI:NL:CRVB:2016:2927
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van schadevergoeding en reiskostenvergoeding in het bestuursrechtelijke ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, een voormalig politieambtenaar, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om schadevergoeding, waaronder reiskostenvergoeding, kosten voor de aanschaf van een auto, studiefinanciering en immateriële schade. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat de appellant had verklaard niet meer in zijn opleidingsfunctie te willen terugkeren. De Raad oordeelde dat voor vergoeding van schade een causaal verband moet bestaan tussen de geleden schade en het onrechtmatige besluit. De Raad bevestigde dat dit verband niet aanwezig was voor de meeste schadeposten die de appellant had ingediend. De reiskostenvergoeding werd afgewezen omdat er geen sprake was van geleden schade na beëindiging van de opleiding. De kosten voor de aanschaf van de auto werden afgewezen omdat de waardedaling van de auto niet het gevolg was van het ontslag, maar van het gebruik. De verzoeken om studiefinanciering en immateriële schade werden eveneens afgewezen, omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij geestelijk letsel had geleden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.