ECLI:NL:CRVB:2016:2884
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens rechtsgeldige intrekking
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2016 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep van appellant tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering, alsook tegen een opgelegde boete. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. M. Colgecen, advocaat, het hoger beroep ingesteld. Echter, op 29 juni 2015 heeft mr. Colgecen het hoger beroep ingetrokken. Later, op 2 maart 2016, heeft zij de Raad geïnformeerd dat er verwarring was ontstaan en dat zij ervan uitging dat de zaak tegen het Uwv nog liep in verband met de terugvordering. De Raad heeft het onderzoek ter zitting op 15 juni 2016 gehouden, waarbij zowel appellant als het Uwv vertegenwoordigd waren.
De Raad heeft overwogen dat de intrekking van het hoger beroep rechtsgeldig was en dat deze niet ongedaan kon worden gemaakt. De gemachtigde van appellant had het hoger beroep ingetrokken zonder dat er sprake was van een wilsgebrek, zoals dwang of dwaling. De Raad concludeert dat de intrekking van het hoger beroep niet kan worden teruggedraaid en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.