ECLI:NL:CRVB:2016:2872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant. Appellant, die als voeger in de bouw werkte, had zich ziek gemeld vanwege knie-, enkel- en psychische klachten. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant per 5 februari 2014 in staat was om zijn arbeid te verrichten, wat leidde tot de beëindiging van zijn ziekengeld. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Den Haag verklaarde zijn beroep ongegrond, wat appellant noopte om hoger beroep aan te tekenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische situatie van appellant, die een lichte tot zeer lichte verstandelijke beperking had, maar in staat werd geacht om eenvoudig uitvoerend werk te verrichten. De Raad nam ook de psychische klachten van appellant in overweging, maar concludeerde dat deze geen belemmering vormden voor het verrichten van zijn werk. De Raad bevestigde dat de rechtbank voldoende inzicht had in de aard en zwaarte van het werk van appellant en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellant zijn werk kon verrichten.
Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad benadrukte dat de verzekeringsarts zorgvuldig had gehandeld en dat er geen aanwijzingen waren dat de medische beoordeling onjuist was.