ECLI:NL:CRVB:2016:2855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van Ziektewet-uitkering aan werknemer na ontslag en de rol van de werkgever in premiedifferentiatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een Ziektewet (ZW)-uitkering aan een werknemer die na ontslag door zijn werkgever, appellante, een uitkering had aangevraagd. De werknemer was op 19 juni 2012 ziek gemeld met klachten van een burn-out, maar de werkgever had deze ziekmelding niet geaccepteerd. De werkgever had eerder, op 11 november 2011, een ontslagvergunning aangevraagd wegens disfunctioneren van de werknemer, en het Uwv had op 27 september 2012 de ZW-uitkering aan de werknemer toegekend met terugwerkende kracht vanaf 3 september 2012.
De Centrale Raad heeft in deze uitspraak de rol van de werkgever in de premiedifferentiatie voor ZW-lasten besproken. De Raad oordeelde dat de werkgever belanghebbende is bij de besluiten van het Uwv over de toekenning van ZW-uitkeringen aan werknemers. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had toegekend, en dat er geen aanleiding was om de conclusie van de verzekeringsarts voor onjuist te achten. De werkgever had geen overtuigende medische stukken overgelegd die de claim van de werknemer op de datum van de ziekmelding konden weerleggen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ziekmeldingen en de gevolgen van ontslag voor de uitkeringslasten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de werkgever niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van de werkgever tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.