Uitspraak
24 augustus 2015, 15/2505 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had op 28 augustus 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant niet op een uitnodiging voor een gesprek was verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op 18 november 2014 niet is verschenen op het gesprek, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te laat was en dat hij niet aan zijn inlichtingen- of medewerkingsverplichting had voldaan. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De terugvordering van eerder verstrekte voorschotten werd niet verder besproken, omdat de appellant hiertegen geen zelfstandige beroepsgronden had aangevoerd. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de inlichtingenplicht bij aanvragen om bijstand.