In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van een Ziektewet (ZW) uitkering van appellant. Appellant, die na een verkeersongeval in 2011 uitviel voor zijn werkzaamheden, ontving vanaf 1 december 2011 een ZW-uitkering. In april 2013 ontving het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een melding dat appellant naast zijn uitkering zwartwerkzaamheden verrichtte. Na onderzoek door het Uwv werd vastgesteld dat appellant geen recht had op de ZW-uitkering over een bepaalde periode vanwege niet-gemelde inkomsten. Het Uwv vorderde een bedrag van € 4.515,- terug en legde een boete op van hetzelfde bedrag. Appellant ging in beroep tegen deze besluiten, maar de rechtbank oordeelde dat de herziening en terugvordering rechtmatig waren, hoewel de boete werd verlaagd naar € 150,-.
In hoger beroep stelde appellant dat hij zijn werkzaamheden mondeling had gemeld bij zijn re-integratiebegeleider en dat hij niet op de hoogte was van de verplichting om een wijzigingsformulier in te vullen. De Raad oordeelde dat appellant zijn mededelingsverplichting had geschonden, zowel objectief als subjectief verwijtbaar was, en dat de boete van € 10,- passend was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze de herziening en terugvordering betrof, maar bevestigde de uitspraak voor het overige. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor hem had, en dat de opgelegde boete van € 10,- in overeenstemming was met de omstandigheden van de zaak.