ECLI:NL:CRVB:2016:2741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdverklaring in hoger beroep inzake beslagbeoordeling
Op 19 juli 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/4787 WWB-V. Deze uitspraak betreft een verzet dat door de appellant is ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 12 april 2016, waarin de Raad zich onbevoegd had verklaard om kennis te nemen van het hoger beroep van de appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 juli 2015. De appellant betoogde dat de rechtbank het gelegde beslag onjuist had beoordeeld en dat er geen rekening was gehouden met een uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden. Tijdens de zitting op 12 juli 2016 zijn partijen niet verschenen.
De Raad overwoog dat er geen feiten of omstandigheden waren die een doorbreking van het wettelijk appèlverbod rechtvaardigden. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter geen hoger beroep worden ingesteld, tenzij er sprake is van evidente schending van eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De Raad concludeerde dat de gronden van het verzet van de appellant niet voldoende waren om het appèlverbod te doorbreken. De door de appellant aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad had geen betrekking op de kwestie in deze zaak.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 19 juli 2016.