ECLI:NL:CRVB:2016:2731
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaar tegen intrekking bijstandsuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het bezwaar van appellant tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering ongegrond werd verklaard. Appellant ontving vanaf 27 september 2012 bijstand, maar deze werd per 22 juli 2014 ingetrokken door het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom. Appellant maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het dagelijks bestuur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat appellant dit te laat had ingediend. Appellant stelde dat het dagelijks bestuur niet voldoende had aangetoond dat het besluit op de juiste wijze was verzonden, en dat er een zwaardere bewijslast op het dagelijks bestuur rustte. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het dagelijks bestuur de verzending van het besluit aannemelijk had gemaakt. De Raad stelde vast dat appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt, waardoor het dagelijks bestuur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De gronden van appellant tegen de terugvordering van de bijstandsuitkering werden als herhaling van eerdere argumenten beschouwd en niet als voldoende om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af.