ECLI:NL:CRVB:2016:2703
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van onduidelijke financiële situatie door pokeractiviteiten
In deze zaak heeft appellant op 2 januari 2014 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij heeft op 11 februari 2014 zijn aanvraag ingediend, waarbij hij aangaf geen vast inkomen te hebben en te leven van pokeractiviteiten. De Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam heeft appellant verzocht om gegevens over zijn pokeractiviteiten, waarop hij bankafschriften heeft overgelegd. Op 25 maart 2014 heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en aanvullende gegevens over zijn pokerinkomsten ingediend. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat appellant geen duidelijk overzicht van zijn inkomsten had verstrekt. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij stelde dat hij voldoende inzicht had gegeven in zijn inkomsten uit pokeractiviteiten en dat deze lager waren dan de bijstandsnorm.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn financiële situatie. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die nopen tot inwilliging van de aanvraag. Aangezien appellant niet kon aantonen dat hij recht had op bijstand, heeft de Raad het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.