ECLI:NL:CRVB:2016:2673
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid voor werkzaamheden als coffeeshopmedewerker
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die werkzaam was als coffeeshopmedewerker. Appellant meldde zich op 12 april 2012 ziek vanwege schouderklachten, pijnlijke voeten en problemen met een rokerige werkomgeving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een ZW-uitkering toe, maar besloot op 18 september 2013 dat hij vanaf 23 september 2013 weer in staat was om zijn werkzaamheden uit te voeren. Dit besluit was gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde zijn bezwaar ongegrond. De rechtbank Noord-Nederland oordeelde vervolgens dat het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond was, omdat appellant de door het Uwv vastgestelde beperkingen niet had bestreden. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn werkzaamheden zwaarder waren dan door het Uwv was vastgesteld, met name het tillen van zware kratten en het naar de kelder brengen van emmers met water.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de medische en arbeidskundige rapporten, die de basis vormden voor het besluit van het Uwv, gevolgd konden worden. De Raad oordeelde dat het tillen van goederen slechts een gering deel van de taken van appellant betrof en dat de vastgestelde beperkingen niet werden overschreden. Bovendien heeft appellant recht op een rookvrije werkplek, conform de huidige regelgeving. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.