ECLI:NL:CRVB:2016:2671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering na niet-naleving re-integratieverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die als algemeen medewerker werkzaam was, had zich op 12 april 2012 ziek gemeld vanwege schouderklachten en andere gezondheidsproblemen. De bedrijfsarts concludeerde dat de appellant in staat was om vier uur per dag licht werk te verrichten. Ondanks deze conclusie heeft de appellant niet gereageerd op oproepen van zijn werkgever om zijn werkzaamheden te hervatten, wat leidde tot opschorting van zijn loon.
De kantonrechter ontbond op 6 juni 2013 de arbeidsovereenkomst, omdat de appellant niet had meegewerkt aan zijn re-integratie. Het Uwv weigerde vervolgens de ZW-uitkering aan de appellant, omdat hij zich niet had gehouden aan de re-integratieverplichtingen. Het bezwaar van de appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd gesteld dat de appellant een benadelingshandeling had gepleegd, wat een blijvend gehele weigering van de uitkering rechtvaardigde.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat de appellant geen medisch onderbouwde argumenten had aangedragen voor zijn handelwijze en dat hij zich schuldig had gemaakt aan een benadelingshandeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.