In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, meldde zich op 14 februari 2009 ziek vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat zij per 12 februari 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en stelde haar in staat geacht om verschillende functies te vervullen, waaronder die van inpakker. Appellante heeft echter betwist dat zij geschikt was voor haar maatgevende arbeid en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad benoemde een deskundige, psychiater dr. P. Naarding, die concludeerde dat appellante op de datum in geding, 20 september 2012, niet in staat was om 8 uur per dag en 40 uur per week te werken als inpakker. De deskundige stelde dat appellante lijdt aan een depressie en angststoornis, en dat haar psychische toestand haar werkcapaciteit ernstig beperkt. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en oordeelde dat het Uwv ten onrechte had aangenomen dat appellante geschikt was voor de functie van inpakker.
De Centrale Raad van Beroep vernietigde het besluit van het Uwv en verklaarde het beroep van appellante gegrond. De Raad herstelde de situatie door het besluit van 20 september 2012 te herroepen en oordeelde dat appellante recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en wettelijke rente aan appellante.