ECLI:NL:CRVB:2016:2528
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- M.T. Boerlage
- H. Lagas
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde wachtgelduitkering aan appellant na beëindiging van ambtenarencontract
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die in 2008 ontslag had gekregen in verband met overtolligheid, had een maandelijkse wachtgelduitkering ontvangen. De minister van Defensie heeft vastgesteld dat appellant vanaf 1 januari 2009 onterecht een bedrag van € 97.438,22 aan wachtgeld heeft ontvangen. Dit leidde tot een terugvordering van het teveel ontvangen bedrag. De Raad oordeelde dat de minister bevoegd was om tot terugvordering over te gaan, aangezien hij op 1 november 2013 bekend werd met de feiten die leidden tot de conclusie van onverschuldigde betaling.
De Raad overwoog dat appellant niet tijdig zijn inkomsten uit onderneming had opgegeven, wat in strijd was met zijn verplichtingen onder het Wachtgeldbesluit burgerlijke ambtenaren defensie. De Raad stelde vast dat het nalaten van appellant om zijn inkomsten op te geven, als toedoen van appellant werd aangemerkt, wat de terugvordering rechtvaardigde. De Raad bevestigde dat de verjaringstermijn voor terugvordering van onverschuldigde betalingen vijf jaar bedraagt, en dat deze termijn begon te lopen op de datum waarop de minister bekend werd met de feiten.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een vergoeding van de proceskosten.