ECLI:NL:CRVB:2016:2507
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het recht op ziekengeld na zorgvuldige beoordeling door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellante, die zich op 30 september 2013 ziek meldde met diverse lichamelijke en psychische klachten. Appellante was werkzaam als medewerker paprikateelt en haar dienstverband eindigde op de datum van haar ziekmelding. De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde op 7 november 2013 dat appellante in staat was haar werk weer te verrichten, wat leidde tot een besluit van het Uwv om het ziekengeld per 11 november 2013 te beëindigen. Dit besluit werd door de rechtbank Den Haag in een eerdere uitspraak ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 6 juli 2016 behandeld. Tijdens de zitting op 2 maart 2016 was appellante niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. A. Aksu, heeft aanvullende stukken ingediend. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De Raad oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was en dat de medische informatie in het dossier geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de conclusie dat appellante niet ongeschikt was voor haar werk.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht het recht op ziekengeld had beëindigd. De door appellante ingebrachte medische gegevens gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de eerdere conclusies van de verzekeringsarts. De Raad concludeerde dat er geen objectief medisch vast te stellen belemmeringen waren die het verrichten van haar werkzaamheden in de weg stonden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E. Dijt als voorzitter.