ECLI:NL:CRVB:2016:2482

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2016
Publicatiedatum
1 juli 2016
Zaaknummer
13/3816 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van maatregel WIA-uitkering door eigenrisicodrager na faillissement

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een tijdelijke verlaging van de WIA-uitkering van appellante door de eigenrisicodrager, een besloten vennootschap (BV). Na een tussenuitspraak op 22 januari 2016, waarin de Raad oordeelde dat het besluit van de BV op 29 juni 2012 gebrekkig was, heeft de BV verzuimd om het geconstateerde gebrek te herstellen. De curator van de BV heeft in een brief van 7 april 2016 aangegeven dat de BV geen uitvoering wenst te geven aan de opdracht van de Raad, omdat dit in verband met het faillissement van de BV geen belang heeft voor de boedel. De Raad heeft geoordeeld dat de maatregel daarom herroepen moet worden. Dit leidt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante slaagt, en de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard, wordt vernietigd. De Raad heeft bepaald dat de BV de aan appellante toekomende WIA-uitkering over de periode van 24 februari 2012 tot 24 april 2012 betaalbaar moet stellen. Tevens is de BV veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.480,- bedragen, en moet de BV het griffierecht van € 160,- vergoeden.

Uitspraak

13/3816 WIA
Datum uitspraak: 1 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 juni 2013, 12/7723 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
[BV] te [vestigingsplaats] ( [BV] )
PROCESVERLOOP
Bij tussenuitspraak van 22 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:277, (tussenuitspraak) heeft de Raad [BV] opgedragen het gebrek in de beslissing op bezwaar van 29 juni 2012 (bestreden besluit) te herstellen met inachtneming van zijn tussenuitspraak.
Bij brief van 7 april 2016 heeft mr. L. Martens namens mr. A.P.G. Gielen, curator van [BV] , gereageerd op een rappel in verband met de uitvoering van de tussenuitspraak.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad verwijst naar de tussenuitspraak voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. Hij volstaat hier met het volgende.
2. De Raad heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het door [BV] , als eigenrisicodrager, genomen besluit van 29 juni 2012 (bestreden besluit), op een onvoldoende onderzoek en op een gebrekkige motivering berust. Dit besluit betreft een na heroverweging in stand gelaten maatregel, waarbij de WIA-uitkering van appellante, tijdelijk geheel geweigerd is in de periode van 24 februari 2012 tot 24 april 2012. De Raad heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat [BV] zich er rekenschap van heeft gegeven dat een opgelegde maatregel in overeenstemming dient te zijn met de ernst van de gedraging en de mate waarin appellante de gedraging verweten kan worden. Aldus is het bestreden besluit genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb en is bij tussenuitspraak van
22 januari 2016 [BV] opgedragen dit motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen.
3. In reactie op deze opdracht in de tussenuitspraak heeft de curator namens, inmiddels gefailleerde, [BV] bij brief van 7 april 2016 meegedeeld dat verwerende partij geen uitvoering wenst te geven aan de opdracht in de tussenuitspraak, omdat in verband met het faillissement van [BV] daartoe geen belang bestaat voor de boedel.
4. Omdat uit de brief van de curator van 7 april 2016 blijkt dat [BV] niet tot afstemming van de maatregel wenst over te gaan, bestaat aanleiding de maatregel te herroepen. Dit leidt tot de slotsom dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard, moet worden vernietigd. Het besluit van 31 januari 2012 zal worden herroepen. Het voorgaande leidt er toe dat [BV] de aan appellante toekomende WIA-uitkering over de periode van
24 februari 2012 tot 24 april 2012 betaalbaar dient te stellen.
5. Er bestaat aanleiding [BV] te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de kosten in bezwaar begroot op € 496,-. In beroep worden de proceskosten begroot op € 992,-, en in hoger beroep op € 992,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 29 juni 2012;
- herroept het besluit van 31 januari 2012;
- bepaalt dat [BV] de aan appellante toekomende WIA-uitkering over de periode van 24 februari 2012 tot 24 april 2012 betaalbaar stelt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 31 januari 2012;
- veroordeelt [BV] in de kosten van appellante tot een bedrag van in totaal
€ 2.480,-;
- bepaalt dat Vochtwering B.V aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde
griffierecht van in totaal € 160,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker als voorzitter en E. Dijt en L. Koper als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
1 juli 2016.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) P. Boer

JL